De wetenschapper als kaartenmaker en ontdekkingsreiziger

Wetenschap is een raar soort discipline of vakgebied. Het is aan de ene kant ruim en vaag, aan de andere kant maken veel mensen zich er een concrete voorstelling van. Bij zijn afscheid als president van de Koninklijke Academie van Wetenschappen van Nederland definieerde de natuurkundige Robbert Dijkgraaf wetenschap als een georganiseerde manier om de wereld in kaart te brengen, waarbij voorbij de grenzen wordt gekeken van bekende terreinen en gebieden.
De wetenschapper is daarmee niet alleen een kaartenmaker maar ook een ontdekkingsreiziger.

De eerste, de kaartenmaker, kan als net zo’n vakman beschouwd worden als meubelmaker, tegelzetter of loodgieter, waarvan de kwaliteit aan het product valt af te lezen. De kaartenmaker is zo goed als zijn kaarten accuraat en duidelijk zijn. In die zin lijkt wetenschap minder op geneeskunst of rechten of filosofie. Daarmee wordt de vraag opgeworpen of dat wel wetenschappen zijn? Er kan natuurlijk wel wetenschappelijke kennis aan ten grondslag liggen, maar een wetenschap is het daarmee nog niet. De definitie van Dijkgraaf is uiterst boeiend omdat het van de wetenschap ook verwacht nieuwe terreinen in kaart te brengen. Gebieden te ontsluiten, die nog nooit zijn gezien of beter gezegd waarvan het bestaan tot op dat moment onbekend was. Maar ook daarvan moet vervolgens de kaart wel compleet en accuraat zijn.

Wetenschap draagt bij tot de kennis van de mensheid en de wetenschapper, die echt wat ontdekt, is de wetenschapper met kennis van zaken. Er bestaat maar een enkele soort wetenschap: de wetenschap die echt kennis vermeerdert doordat andere wetenschappers aantonen, dat de betreffende bevinding klopt of te wel waar is. Er bestaat wel zo iets als goede of slechte wetenschap, maar beiden zijn echt wetenschap. En er is natuurlijk list en bedrog. Goede wetenschap is wetenschap, die leidt tot vernieuwing van inzicht of een uitvinding of iets wat je vast kan houden en waarvan iedereen begrijpt dat het bestaan van dit voorwerp bewijst dat de achterliggende gedachte of theorie klopt.

Slechte of matige wetenschap komt veel voor, vooral omdat er steeds meer onderzoekers op aarde rondlopen. Dit soort onderzoekers bewijst , soms zeer overtuigend, zaken die er niets toe doen of ze bewijst net niks omdat het onderzoek slordig is uitgevoerd. Dat is pijnlijk als het een vraag betreft, waarop iedereen het antwoord liever vandaag heeft dan morgen. Maar het blijft echte wetenschap, hoewel wetenschappelijke slordigheid een onderzoeker aangerekend mag en moet worden, als die vermeden kon worden met iets meer aandacht. Slordig onderzoek kan namelijk tot misleiding van de krantenlezer leiden, die het gelezene voor bewezen en waar aanneemt. Maar een slordig onderzoek kan even goed waar blijken, als een zorgvuldige onderzoeker tot dezelfde conclusie komt.

Je wordt op de universiteit opgeleid om onderzoek te doen en als je eenmaal hebt besloten onderzoeker te worden, doe je er alles aan om onderzoeksvragen zo goed mogelijk te beantwoorden. Je wordt geacht alle wetenschappelijke methoden en technieken te beheersen om je gelijk te bewijzen. En hoe beter je dit lukt, hoe meer waardering je krijgt en hoe gewilliger overheden of stichtingen zijn om geld voor je onderzoek beschikbaar te stellen. En als je onderzoek zich kan meten met de top van de wereld, dan verschijnen de resultaten van je onderzoek in die wetenschappelijke tijdschriften waarvan het afwijzingspercentage verreweg het hoogst is. In de Verenigde Staten is dit het blad Science, in Europa het blad Nature.

Het beste onderzoek leidt tot iets tastbaars of betreft iets tastbaars. In zulke gevallen is het waarheidsgehalte van een ontdekking het makkelijkst vast te stellen. En andere onderzoekers kunnen dergelijk onderzoek relatief makkelijk herhalen, al kan het enige tijd duren voordat het zover is. Elke dag, dat er weer duizenden jets over de wereld vliegen, wordt bewezen dat het concept van de straalmotor zo juist is als maar kan en elke dag dat een AIDS patiënt langer leeft door het nemen van antivirale middelen toont aan dat AIDS een virus infectie is. Dat is het fijne van zuiver of fundamenteel wetenschappelijk onderzoek, een begrip dat vooral van toepassing is op natuurkunde, scheikunde of biologie en andere beta-wetenschappen. Verzinsels als koude fusie of dat het AIDS virus niet bestaat, worden snel geloochenstraft door onderzoek van wetenschappers ergens in de wereld.

Op grond van het feit dat de resultaten van zuiver wetenschappelijke waarheden ons leven hebben verrijkt en verbeterd, zou je met goed fatsoen mogen aannemen, dat er tegen wetenschappers wordt opgezien en de wetenschap in hoog aanzien staat. Immers we worden als maar ouder en gezonder door de vooruitgang van de medische wetenschap, we kunnen ons steeds makkelijker over de aardbol bewegen door Maglev treinen, straalvliegtuigen en straks raketten en we kunnen straks steeds beter met het milieu omgaan door efficiënte zonnepanelen, windturbines of molens en elektrische auto’s of auto’s die op waterstof rijden. Allemaal verworvenheden van de wetenschap. Maar ook de uitvinding van de computer, het World Wide Web en Internet heeft ons leven drastisch veranderd. Of de iPad en de IPhone , allemaal tastbare verworvenheden.

Door de vooruitgang van het fundamenteel wetenschappelijk onderzoek, kan er een generatie onderzoekers ontstaan, dat naast zijn schoenen loopt omdat zij de misvatting huldigen dat zij persoonlijk voor het welzijn van de 21ste eeuwse mens hebben zorggedragen. Deze arrogantie van wetenschappers ,of de betreffende onderzoeker een poot heeft om op te staan of niet, komt maar al te vaak voor. Zulke arrogante wetenschappers uiten hun meningen bij voorkeur, zo lijkt het, op terreinen waar ze hoegenaamd niets gepresteerd hebben en geen verstand van hebben. Wetenschap is geen Haarlemmer olie, geen middel tegen alle kwalen van de maatschappij. De grenzen van de wetenschap worden opgezocht en misschien zelfs zo nu en dan overschreden in het boek van de Amsterdamse natuurkundige Sander Bais, getiteld ” In Praise of Science: Curiosity, Understanding, and Progress ” ( MIT Press, 2010 ).

Pais denkt dat wetenschap in al zijn facetten bepaalt wat de menselijke cultuur of de cultuur van de mensheid is. Hij gaat zover als te stellen dat wetenschap wellicht zelfs bepaalt wat het betekent om mens te zijn. Dat komt dichtbij wetenschap als god of een godsdienst te zien. Iedereen ,die dat niet accepteert, beschouwt Pais als wetenschappelijk ongeletterd, vergelijkbaar met een heiden. Bijna lijkt het alsof wetenschap, net als godsdienst statisch is en stil staat in de ogen van Pais. Zo zegt Pais in zijn inleiding: kennis leidt tot bewustzijn wat weer leidt tot redelijk handelen.
Even vergeet Pais dat de tweede man van Al Quaida een zeer goed opgeleide chirurg is en dat zeer grote wetenschappers er zeer abjecte, onredelijke ideeën op na kunnen houden. En dat de Eugenetica uit een van de hemels van de moderne biologie, het Cold Spring Harbor Lab in de Verenigde Staten afkomstig is. Wetenschap is niet absoluut en bestaat door voortschrijdend inzicht en juist daarom past de wetenschapper bescheidenheid. Wetenschap is leren twijfelen en de laatste zijn om iets als voor waar aan te nemen; het is niet een leer, die anderen de enige waarheid oplegt.

De wetenschapper is ook maar een mens, een mens met een kunde weliswaar, maar niet meer of beter dan een boer, een visser of een herder. Er zijn steeds meer hoogopgeleiden op aarde en ook steeds meer wetenschappers, net als er steeds meer boeren, vissers en herders zijn: het onmiddellijke gevolg van de enorme toename van de wereldbevolking. En volgens de wetten van de statistiek en de epidemiologie zullen er dus ook meer geniale wetenschappers zijn, maar nog meer matige. En er zullen meer fantasten en bedriegers de wetenschappen bevolken. Dat is niet onlogisch en ook niet erg, behalve als wij wetenschappers de wetenschap ophemelen en op een voetstuk plaatsen. Wetenschap beoefenen is ook gewoon een beroep en een carrière, net als elk ander, en binnen zo’n beroepsgroep is niets menselijks vreemd. Zoals je slagers hebt, die hun eigen vlees keuren, zo heb je legers wetenschappers, die hun eigen waar als van god gegeven aanprijzen. En daarom kent de wetenschap bedriegers, leugenaars en slechterikken en daar zou niemand van op moeten kijken. Net als een malafide slager de smaak en de aantrekkelijkheid van een biefstuk niet beïnvloed , zo zou ook een frauderende wetenschapper iedereen die wat echte wetenschap tot zich wil nemen, koud moeten laten.

Omdat wetenschappers zichzelf tot heiligen en heilige boontjes uitroepen, – en journalisten bereid zijn dat klakkeloos over te nemen-, daarom en juist daarom schrikt iedereen zich een hoedje als een enkele wetenschapper blijkt zijn hele carrière lang al zijn onderzoek te hebben verzonnen en bij elkaar gelogen. Dat blijkt nu in Nederland gedaan te zijn door de sociaal- psycholoog Diederik Stapel, een briljante man, die net zo goed echte wetenschap had kunnen bedrijven ,en : dat had hij zonder twijfel ook net zo goed gekund. Hoe kan een wetenschapper al zijn onderzoek verzinnen en waarom doet hij dat? De sociaal- psychologie leent er zich bij uitstek voor, omdat het meningen verkondigt. Stapel kon zijn bedrog zo lang verborgen houden, omdat hij nooit iets nieuws verzon. Dat op zich was brilliant. Al zijn uitkomsten voelde je met je klompen aan, maar daar is dan ook geen echte wetenschap voor nodig. Hij toonde zogenaamd ” wetenschappelijk ” aan wat we al vermoeden dat waar was. En dat is nu net geen wetenschap. Bij een echte ontdekking, roept iedereen : dat kan niet waar zijn ! En men blijft sceptisch totdat meer wetenschappers tot dezelfde ” onwaarschijnlijke ” conclusie komen en vanaf dat moment is het waarschijnlijk waar en geloven meer en meer mensen deze waarheid.

Mijn stelling is, dat Stapel ziek is, ziek in zijn hoofd en daar moeten we medelijden mee hebben en natuurlijk ook met zijn vrouw en kinderen. Die lijden met deze zwaar-zieke mee. Stapel heeft niet de wetenschap wat aangedaan, maar zichzelf en zijn familie en die pijn moet vreselijk zijn.Met wetenschap als abstract vakgebied heeft dit alles niets van doen. Wat de ziekte van Stapel precies is, is een psychiatrische vraag, die niet eenvoudig te beantwoorden is. Ik vermoed dat hij eerder iemand is die geleidelijk aan in zijn eigen sprookje is gaan geloven, dan dat hij een pathologische leugenaar is. Hij lijdt, denk ik aan het syndroom van Frankfurter. Harry Frankfurter, filosoof van Princeton University publiceerde in de Raritan Review het essay ” On Bullshit ” over deze ziekte, die in de tegenwoordige maatschappij rondwaart. ” Bullshit” ,wat ik maar even met praatjes verkopen vertaal, is iets anders dan liegen of een leugen. De leugenaar, zo stelt Frankfurter, kent de waarheid even goed als degene die eerlijk is en de waarheid vertelt, maar besluit die waarheid te verdraaien en niet te vertellen. De leugenaar is zich er ten volle van bewust dat hij liegt; de bullshitter zit heel anders in elkaar.

Frankfurter beschrijft het zo:

It is impossible for someone to lie unless he thinks he knows the truth. Producing bullshit requires no such conviction. A person who lies is thereby responding to the truth, and he is to that extent respectful of it. When an honest man speaks, he says only what he believes to be true; and for the liar, it is correspondingly indispensable that he considers his statements to be false. For the bullshitter, however, all these bets are off: he is neither on the side of the true nor on the side of the false. His eye is not on the facts at all, as the eyes of the honest man and of the liar are, except insofar as they may be pertinent to his interest in getting away with what he says. He does not care whether the things he says describe reality correctly. He just picks them out, or makes them up, to suit his purpose.

Een bullshitter bedriegt allereerst en vooral zichzelf. Zo moet het begonnen zijn en dat moet de kleine Stapel voordeel hebben opgeleverd. De evolutionair bioloog Robert Trivers heeft een heel boek gewijd aan bedrog en zelfbedrog onder de titel: Deceit & Self-Deception, fooling yourself the better to fool others ( Penguin Books 2011). Trivers betoogt dat zelfbedrog een wapen is in de strijd om het bestaan of beter voortbestaan. Om de anderen te slim af te zijn, moet je eerst je zelf iets wijsmaken, daarin heilig geloven en vervolgens deze nieuwe wijsheid de anderen op de mouw spelden. Durven we meer als we ons zelf voorhouden heel sterk te zijn of ergens heel goed in te zijn? Is de basis van het Syndroom van Frankfurter, waar Stapel aan lijdt, dat hij zichzelf als kind wijsmaakte de slimste van iedereen te zijn, de beste wetenschapper van allemaal en dat hij dat zo ging geloven dat hij een levenslang bewijzen van deze stelling een wat hoge prijs vond? Trivers denkt dat bedrog en succes ermee als ook het opsporen van bedrog, het denkvermogen bevordert. Camouflage is een goed voorbeeld, je wordt onzichtbaar voor de vijand ,maar tegelijk denk je ook zelf minder zichtbaar te zijn. Maar je camouflage moet wel goed zijn, zoals bij een kameleon of een wandelende tak.

Overwint de waarheid doordat iedereen ineens het licht ziet door de wetenschap te geloven of sterft het bakerpraatje eenvoudigweg uit? Max Planck was overtuigd van het laatste, hij zei: ” A new scientific truth does not triumph by convincing its opponents and making them see the light, but rather because its opponents eventually die, and a new generation grows up that is familiar with it.” Alles wijst erop dat wij stervelingen graag onze vooringenomen standpunten bevestigd zien en best bereid zijn daarvoor de waarheid geweld aan te doen. Het verdedigingsmechanisme tegen deze oneerlijkheid is het zelfbedrog, we geloven graag onze eigen ideeën, hoe weinig bewijs er ook voor is. Wetenschappers zijn niet anders, zo laten vele studies zien. Een wetenschapper gelooft een studie van een andere wetenschapper eerder als die zijn eigen mening bevestigt dan als de studie die tegenspreekt. In die zin bestaat voor ieder van ons goede wetenschap, – de wetenschap die onze mening bevestigt-, en slechte wetenschap, – wetenschap die onze mening tegenspreek. En wetenschappers past de bescheidenheid toe te geven dat dit ook voor hen geldt. Uiteindelijk bewijst echte wetenschap zich altijd in de praktijk, of de onderzoeker nu gelijk heeft of had of ongelijk, of die nu de boel bedot of niet. De computer of de elektrische auto , of het zonnepaneel of het antibioticakuurtje tegen een maagzweer of het vaccin tegen geelzucht bewijzen uiteindelijk het waarheidsgehalte van de wetenschap, de echte wetenschap.

Point Lookout, NY

December 2011
Non-fictie