Het wonder van de wetenschap of de vanzelfsprekendheid dat een jumbojet vliegt

Wetenschap is zo vanzelfsprekend dat niemand over het belang nadenkt en daarom kan er paradoxaal genoeg rustig aan de wetenschap en haar beoefenaren getwijfeld worden. We hebben internet, mobiele telefoons, Facebook, auto’s, vliegtuigen, film en televisie ,allemaal te danken aan de kennis die wetenschap brengt. Maar ook onze gezondheid aan de kennis, die ten grondslag ligt aan hygiene, aan micro-organismen als oorzaak van infectieziekten en aan de vaccins die voorkomen dat we die infectieziekten krijgen. Door al die kennis wordt de gemiddelde wereldburger nu tachtig , twee keer zo oud als in de 19de eeuw. De laatste honderd jaar is er meer inzicht verworven in de natuur en in wat mensen ziek maakt dan in alle jaren daarvoor. We zijn aan deze verrijking van ons leven gewend geraakt, we kijken er niet meer van op dat onze kinderen niet meer op jeugdige leeftijd sterven.

Wetenschap wordt verondersteld te zorgen voor een beter leven, meer luxe en meer geluk, maar er wordt vergeten dat wetenschap mensenwerk is. Wetenschapper wordt tegenwoordig gewoon gezien als het beroep van een groep ‘nerds’ en is los komen te staan van ons dagelijks leven. Dat zonder wetenschap we nu nog in de middeleeuwen zouden leven, beseft niemand meer en zeker niet dat dat te danken is aan een groep slimme mensen, die we wetenschappers noemen. Wetenschap is vandaag de dag niets bijzonders meer. Als schoon drinkwater maar uit onze kraan komt en de elektriciteit uit het stopkontakt dan is het voor iedereen goed zo. Dat wetenschappelijk inzicht hiervoor gezorgd heeft ,wordt als iets uit het verleden gezien. Iets wat nu geen waarde meer heeft en wetenschap wordt zeker niet meer gezien als het unieke vakgebied, dat er voor zorgt dat alles in de technologische werkelijkheid van de mens zo gaat als het gaat. En dat zonder wetenschap en wetenschappers die vooruitgang wel eens tot stilstand kan komen, dat beseft helemaal niemand meer. En dat die verworvenheden op wetenschappelijk gegronde waarheden berusten, is ook uit het zicht verdwenen.

Over de jaren is binnen de meeste wetenschapsterreinen, met name binnen de natuurwetenschappen, overeenstemming bereikt over wat als waar kan worden beschouwd en wat als onbewezen. En dat is waarom de wetenschap zo is voortgeschreden en zoveel beter is geworden. Om iets als waar, wat meestal gelijk staat aan waarschijnlijk waar, te mogen en kunnen aannemen is een reeks regels ontwikkeld waaraan ‘ waarheid ‘ moet voldoen. Als een waarneming aan die regels voldoet, dan mag die als waar( schijnlijk) worden aangenomen. En dan niet alleen door de onderzoeker zelf, maar ook door de gemeenschap van onderzoekers. Onderzoekers, als ze goed zijn opgeleid , houden zich aan deze regels. Toch is de wetenschappelijke manier van bewijsvoering niet zo eenduidig als het lijkt. Daarom wordt er in de exacte wetenschappelijk veel gewicht gelegd bij herhaalbaarheid van experimenten en het contrast binnen een experiment, wat neerkomt op het gebruiken van goede controles. Een goede controle is een controle die er zorg voordraagt, dat toevallige verbanden worden uitgesloten. Dit betekent dat de keuze van goede controles in een experiment misschien wel het belangrijkste is van alles. En als laatste is van extreem groot belang hoe goed de instrumenten zijn, waar mee een waarneming wordt gedaan. Als het gaat om een apparaat dat iets moet meten, met andere woorden iets in maat en getal moet uitdrukken, dan moet dat apparaat zeer zorgvuldig datgene wat men wil meten ook kunnen meten. En niet de ene keer deze, de andere die uitslag geven, afhankelijk van hoe de maan staat of waar op aarde wordt gemeten. Kortom iets voor waar aan kunnen en mogen nemen, is heel vaak minder triviaal dan de meeste mensen denken.

Om dat probleem aan te pakken en voor klein en groot duidelijk te maken, heeft Richard Dawkins zijn boek, -de magie van de werkelijkheid, met als ondertitel, hoe weten we wat echt waar is ( The Magic of Reality, How we know what’s really true; Free Press, NY 2011 ) -, geschreven. Direct de titel is al buitengewoon geraffineerd. Richard Dawkins verbindt de werkelijkheid, met de suggestie: die van alledag -, met wat in die werkelijkheid van alledag echt waar is. En daar begint het boek dan ook mee. Dawkins probeert ons te laten zien wat werkelijk waar is en waarom dat is. In zekere zin is dit Dawkins meest filosofische boek en daarom misschien wel zijn beste. De eerste vraag die gesteld wordt, is: wat is de werkelijkheid om ons heen en hoe ziet die er uit. Door onze zintuigen weten we wat we zien, voelen, ruiken en horen en dat wat we zien geloven we het meest, wat we horen is al moeilijker en wat we voelen of ruiken met een blinddoek voor, kan ons al voor grote problemen stellen. Kortom onze zintuigen kunnen ons in de steek laten, maar als we ons stoten aan een rotsblok weten we dat er een rots op onze weg ligt, als we door een lama in het gezicht worden gespuugd, weten we dat die lama echt binnen handbereik is en als we door de zure appel heenbijten, weten we dat we de verkeerde appel hebben gekocht of gekregen.

Maar hoe zit het dan met een dinosaurus, of met het melkwegstelsel of met het Higgs deeltje, hoe weten we dat dat echt bestaat of bestaan heeft . Door apparaten die beter kunnen kijken, voelen en horen dan onze ogen ,vingers en oren, apparaten waarvan wij geloven, ,nee weten, dat we op hun waarnemingen kunnen vertrouwen. Nog complexer zijn gevoelens, we weten allemaal dat er zoiets als jalousie bestaat of liefde of schaamte of geluk of plezier. Maar meten kun je het niet, of niet goed of niet nauwkeurig. Toch weten we dat deze gevoelens bestaan, en meestal alleen omdat we ze zelf een keer hebben ervaren. Deze gevoelens bestaan alleen , zo betoogt Dawkins, omdat de mens hersenen heeft, die deze gevoelens kunnen ervaren. En omdat iedereen ze weleens ervaart, geloven we dat deze gevoelens bestaan en naar mate een dier primitievere hersenen heeft, ervaart dat dier steeds minder van deze gevoelens tot een nivo, dat we aannemen dat ze voor die soort niet bestaan. Met een gerust hart nemen we aan dat een muis zich niet schaamt en een kwal niet jaloers is.

Niet verbazingwekkend bekijkt Dawkins de wereld vanuit het evolutionaire perspectief van Darwin. Prachtig is het hoofdstuk over de eerste mens, waarin hij beredeneert waarom er geen eerste mens is en als er al een was dan was dat een vis. En een vis is geen mens, dus er is geen eerste mens. Hoe verder je immers in de tijd teruggaat over periodes van honderd duizenden of miljoenen jaren, hoe minder de huidige mens op een mens lijkt en dat is evolutie ten voeten uit. En de vraag waarom er zoveel diersoorten of levensvormen op aarde zijn is dan makkelijk te beantwoorden met ‘ natuurlijke selectie ‘ die er voor zorgt dat een bepaald dier kan overleven of beter meer kans heeft om te overleven in zijn of haar omgeving. En als zo’n iets ander dier wordt geboren , dan blijkt die zich makkelijker voort te planten, en zie, daar is de beter aangepaste soort. En dat kan dan niet anders verklaard worden dan dat er zo iets als DNA bestaat, die dit allemaal mogelijk maakt. En dat DNA bestaat en verklaart waarom veranderingen ontstaan en zich kunnen vermeerderen. En ik geef toe het is hoogst waarschijnlijk allemaal waar.

Uiteindelijk stelt Dawkins in zijn boek de vraag waarom zaken zo lopen als ze lopen en of daar een diepere reden of oorzaak voor is? En die is er, want in de meeste situaties zie je pas wat er gebeurt als het te laat is. Je ziet een tsunami, maar je hebt de oorzaak van de tsunami gemist, namelijk de aardbeving. Dawkins strijdt soms tegen windmolens, namelijk als hij bijgeloof bestrijdt met een morele ondertoon en daarmee met verachting en arrogantie. Een mens kan niet alles weten en niet alles begrijpen; en elk mens maakt fouten, ook Dawkins. Zo worden antistoffen, die staan afgebeeld op bladzijde 245 T cellen genoemd, of Dawkins heeft iets nieuws als receptor blokkerende Tcellen ontdekt. Wel weer leuk is dat hij bedenkt, dat de ziekte waarbij een persoon zijn eigen cellen aanvalt een uit de hand gelopen verdediging tegen kankercellen is. Uiteindelijk eindigt Dawkins met de vraag wat een wonder is?

Iedereen kent de uitdrukking : een wonder van techniek. Dat is bijvoorbeeld de IPhone of de IPad . Je begrijpt niet wat er in zit, je begrijpt niet hoe die werkt, maar je kan er niet omheen dat je films kan zien, muziek kan horen en het scherm kan beïnvloeden door het te voelen. Toch vinden we dat geen wonder. We vinden pas iets een wonder als iets ons verbaasd, bijvoorbeeld als de
iPod ineens onze gedachten kan lezen of kan vaststellen wat we ruiken. Kortom als we verrast worden, zou je kunnen denken dat een wonder is geschied. Dat er iets bovenmenselijks is gebeurd. En dat blijft een wonder totdat we kunnen verklaren of begrijpen hoe de iPod dat voor elkaar krijgt, dan is het ineens geen wonder meer. Kortom echte wonderen zijn iets onwaarschijnlijks, dat nu onverklaarbaar is en op de korte termijn onverklaarbaar blijft. Maar een echt wonder wordt op een dag verklaard en tot menselijke proporties terug gebracht.

Of zoals Sherlock Holmes zei: ‘ When you have eliminated the impossible, whatever remains, however improbable, must be the truth.’

Kortom wonderen bestaan of beter wonderen zijn onwaarschijnlijke feiten, die op een verklaring wachten. En eens , zo gelooft Dawkins, zal die verklaring worden geleverd.

Als in de middeleeuwen een helikopter was geland op de Dam in Amsterdam, dan was dat zeker als een wonder beschouwd, als een bovennatuurlijk verschijnsel dat alleen door goddelijke voorzienigheid tot ons kon zijn gekomen. De mensen ,die het met eigen ogen gezien hadden, zouden voor gek verklaard worden en een gewisse dood vinden als ketter op de brandstapel. Zo iets kon maar twee dingen betekenen: een goddeloze gek had het verzonnen of er was sprake van een godswonder. Immers een helikopter was nog nooit door iemand gezien en een mens kon nog niet vliegen, zelfs al had Leonardo da Vinci het wel voorzien. Vandaag de dag zou de mededeling dat er een helikopter op de Dam was geland, slechts een frons opwekken. Wij ,-mensen van de 21ste eeuw -, weten allemaal wat helikopters zijn, dat ze bestaan en dat ze op een klein oppervlak kunnen landen, zelfs als er paleizen en kerken omheen staan. We zouden alleen maar verbaasd staan, dat het vandaag of gisteren gebeurd was en ons afvragen waarom iemand een helikopter midden in de hoofdstad van
Nederland aan de grond had gezet. Een noodlanding zou een plausibele verklaring zijn. Maar het bestaan van helikopters zou door niemand in twijfel worden getrokken. Alles in de werkelijkheid kan bewaarheid worden, maar bij wonderen kan dat een tijdje op zich laten wachten.

Point Lookout, NY
5 februari 2012

February 2012
Non-fictie