Ik heb Leo Vroman slechts een keer ontmoet , in het voorjaar van 1994 toen ik werkte op het Aaron Diamond AIDS Research Center van Rockefeller University in New York. Leo en zijn vrouw Tineke woonden toen nog in Brooklyn en wij in het daar niet al te ver vandaan gelegen dorpje Point Lookout op Long Island. Leo was toen 79 , deed nog steeds wetenschappelijk onderzoek en werkte nog steeds aan het Vroman effect. Een vriendin van ons, Sonja Kramarsky, had hen te eten gevraagd en ons ook, in haar huis aan de oceaan. Na het eten heb ik hen naar huis gereden,zodat ik hun overvolle en bescheiden huis kon zien. Ik weet niet meer wat we die avond hebben besproken of in de auto, ik herinner me alleen de kalmte, de rust, de zachte stemmen van Tineke en Leo.
Ik kwam voor het eerst in aanraking met de dichter Leo Vroman op het Vossiusgymnasium; het moet 1964 zijn geweest. Ik zat in de tweede klas en onze leraar Nederlands, de heer Tielrooij vond dat je gedichten uit je hoofd moest kennen. Om dat te bereiken liet hij elke week een van de kinderen een gedicht voordragen, staande op de verhoging voor in de klas. Ik weet welk gedicht ik heb voorgedragen en herinner me vooral hoe lang het was. Het is het enige gedicht dat ik ooit uit mijn hoofd heb moeten leren en nog ben ik het vergeten. Ik ken het niet meer uit mijn hoofd helaas, ik herken bij herlezing alleen nog wat me toen moet hebben aangesproken, de muzikaliteit en de woordspeelsheid. Het is een gedicht geschreven tijdens de Tweede Wereldoorlog.
“Jeldican en het woord ” is een gedicht over Leo Vroman zelf, denk ik nu, als ik het herlees. Over een Joodse dichter, wat immers is belangrijker dan het woord. De dichter is verliefd en probeert haar te verleiden met het woord. Maar zij beantwoordt zijn liefde niet en blijft onverstoord. De dichter is teleurgesteld in de vulgaire platheid van haar antwoord en sluit zijn hart. Het gedicht eindigt na vijftien coupletten met:
Daar ging zij en ruilde
‘t voor wittebrood,
maar Jeldican huilde
en sloeg haar dood.
Het jaar na ons vertrek met Fransje en de toen 8-jarige tweeling, Judith en Leah en de 3-jarige Keziah, naar de Verenigde Staten , in 1994 , publiceerde Leo Vroman zijn wetenschappelijke memoires. Als ik mij goed herinner , had Harko Keijzer van uitgeverij Contact hem , tegenstribbelend , daartoe aangezet. Tot op de dag van vandaag moeten wij, wetenschappers, hier Harko dankbaar voor zijn. De reden dat de hele wetenschappelijk carriere van Vroman zich in de Verenigde Staten heeft afgespeeld, is het advies van de oom van Leo Vroman, Isidore Snapper. Isidore Snapper wordt algemeen beschouwd als een van de beste ,zo niet de beste medicus en medisch onderzoeker die Nederland ooit heeft gehad.
Isidore Snapper vertrok uit Nederland in 1938 ,nadat hij bijna twintig jaar professor in de interne geneeskunde was geweest in het Amsterdamse Binnengasthuis en later in het Wilhelmina Gasthuis. Door zijn contact met de Rockefeller Foundation in New York, aanvaarde Snapper een baan als hoofd van het department of medicine van Peking Union hospital in China, waar hij twee jaar bleef. Daarna vertrok hij naar de Verenigde Staten en werkte van 1944-1952 in het Mount Sinai Hospital in NYC en van 1953-1965 in het Beth-El Hospital in Brooklyn, NY. Hij stierf in 1973 in New York.
“Als je ooit research wilt doen, zei mijn oom, die ongeveer alles wist en vrij zelden overtuigd was van iets dat niet waar was, dan moet je hier blijven.” Zo schrijft Vroman in zijn wetenschappelijke biografie uit 1994. Vroman heeft dat advies opgevolgd en er nooit spijt van gehad. Weliswaar beschouwde hij zich als wetenschapper van Nederlandse oorsprong, meer nog dan dichter, maar nooit heeft hij de behoefte gevoeld om naar Nederland terug te keren om daar wetenschap te bedrijven. In 1951 is Vroman Amerikaans staatsburger geworden en het enige Nederlandse tintje aan Vroman’s wetenschappelijke carriere was zijn promotie in 1958 aan de Universiteit van Utrecht. Meer, zo lijkt het om op eenvoudige wijze aan de titel PhD te komen dan om enige andere reden.
Vroman gaf zijn wetenschappelijke autobiografie de titel “Warm, Rood, Nat & Lief “. Misschien omdat het zo prachtig de gang der wetenschap beschrijft, maar ook omdat het vol staat met ” Vroman ” krabbels en tekeningetjes, is het mijn lievelings-Vroman. Vroman omschreef voor de lezer, op de achterkant, niet zo zeer wat wetenschap is, maar wel hoe je wetenschap doet en welke chaos dat met zich meebrengt. Vroman zegt:
” Als je erop staat mag je dit boek lezen als een soort verhandeling over hoe een wetenschapper zijn leven lang groeide of over de manier waarop een wetenschappelijk vakgebied zich ontwikkelde. Maar onthoud dan dat weinig mensen zich in een rechte lijn ontwikkelen: van onwetendheid via enige kennis naar een theorie, van een theorie naar een nieuwe hypothese, van hypothesen over fundamentele vragen naar een nieuw bewijs en ga zo maar door. Nee, zo is mijn ontwikkeling nooit geweest.”
Vroman ziet in wetenschap een elegante manier om jezelf op het rechte pad te houden, maar gelooft niet in de wetenschapper als heilig boontje die slechts wordt gedreven door nieuwsgierigheid en verwondering. Nee, voor Vroman is wetenschap een manier om in je levensonderhoud te voorzien, anders gezegd om de geest levendig en levend te houden. Maar ook een weg om schoonheid te ontdekken, waar je die eerst niet zag of ook maar vermoedde.
” Noodzaak, mislukking, geld, of gemakzucht hebben me vaak een andere kant opgeleid maar altijd weer naar de ontdekking van de natuurlijke schoonheid in elke mens en elk levend wezen. Je kunt zowel schoonheid horen in het gepiep van ratten als in het gepiep van autobanden, net zo goed als je schoonheid kunt zien in de vorm van de onbegrijpelijke wolken en bergen en meren en in de geest van kinderen.” Als je de kans krijgt om wetenschapper te worden,lijkt Vroman ons op het hart te drukken, grijp die dan met beide handen, want je leven wordt er beter van en misschien zelfs wel gelukkiger.
“Warm, Rood, Nat & Lief” beschrijft grofweg veertig jaar wetenschappelijke vooruitgang en wetenschapsbeoefening door Leo Vroman. Van 1946, het jaar waarin Leo Vroman zijn eerste gedichten publiceerde tot 1986. Als je alle wetenschappelijke publicaties van Leo Vroman in ogenschouw neemt, moet 1962-1965 zijn meest inventieve periode zijn geweest met drie artikelen in Nature en de ontdekking van het naar hem genoemde Vroman-effect. Van 1946 tot 1952 werkte Vroman als onderzoeker in St. Peter’s General Hospital in New Brunswick, New Jersey, van 1952 tot 1955 in Mount Sinai Hospital in New York City, van 1958 tot 1961 als fysioloog in het American Museum of Natural History in NYC en tenslotte in het Veterans Administration Hospital opnieuw in Brooklyn vanaf 1961, waar hij zijn baanbrekend werk deed als hematoloog.
De periode in New Brunswick beschrijft Vroman als de tijd waarin Tineke en hij eind jaren veertig een grote ontdekking deden, maar stom genoeg die nooit opschreven.
” Ik vertelde je al dat ze, dank zij haar zorgvuldige boekhouding, ontdekt had dat aspirine de bloedingstijd langer maakt en iets met de plaatjes doet, en hoe wij dat nooit publiceerden omdat het geen onderdeel was van onze grant. Stom ! Stom !!” Het effect van aspirine en het nut bij dreigend hartinfarct werd zo’n tien jaar later herontdekt door Harvey Weiss.
In 1962 publiceerde Vroman zijn eerste “echte” ontdekking in Nature: “hydrophobic bonding” , het binden van eiwitten op een hydrofoob oppervlak door middel van hydrofobe aminozuren. In 1964 volgde Vroman’s tweede Nature publicatie en in 1965 zijn laatste. Zijn erkenning in de hematologie kwam uiteindelijk voor het werk dat hij deed tussen 1969 en 1980 in Brooklyn. Vroman had ontdekt, dat als bloedplasma in contact komt met een oppervlak eerst de meest beweeglijke eiwitten plakken, maar dat die in volgorde van minder beweeglijkheid en grotere affiniteit elkaar verdringen totdat het eiwit met grootste affiniteit blijvend op het oppervlak blijft zitten. In 1984 besloten de Amerikaanse onderzoekers Tom Horbett en John Brash onafhankelijk van elkaar voor te stellen in hetzelfde nummer van het tijdschrift Thrombosis & Haemostasis deze waarneming het “Vroman Effect” te noemen.
In 1986 , Vroman was inmiddels 71 , begonnen zijn NIH subsidies af te lopen en vond ook de Veterans Hospital het blijkbaar welletjes. Vroman nam ontslag , naar zijn eigen zeggen omdat hij dan onderhouden werd door de andere onderzoekers op de afdeling en dat ” geen lekkere manier van leven vond “. Ed Leonard van Columbia University vroeg Vroman vervolgens op zijn lab te komen werken en dat deed Vroman met zelfs een nieuwe PhD student. Maar Vroman, hij is dan inmiddels 79, ziet het einde van zijn wetenschappelijke carriere onder ogen, wanneer hij in 1994 in “Warm, Rood, Nat & Lief “op het einde neerschrijft:
“Dat er een effect naar mij is genoemd maakt het al gemakkelijker om dood te gaan, misschien krijg ik er dan ook nog een straat in Holland bij. ”
Die straat moet er maar gauw komen voor de warmbloedigste onderzoeker van Nederland, die zijn heimwee omzette in een continue stroom van bloedeigen gedichten tijdens zijn slapeloze nachten. ” Holland is een land om van te houden, niet meer om te wonen. Ik heb toch liever heimwee dan Holland.” En met die heimwee diende Vroman twee heren : Nederland met zijn dichtkunst en Amerika met zijn wetenschap. Hij zei daarover in het gedicht ” Of ik als dichter beter weet “:
” als bioloog keek die naar bloed
ontdekte wat het met hem deed,
zichzelf streelde brak en beet
maar als die massa dichter heet
weet ik als dichter toch niet goed
of ik als dichter beter weet
wat bloed mij dieper doet.”
.