Elke keer als de Shanghai Jiao Tong Universiteit of het tijdschrift Times Higher Education zijn ranglijst van universiteiten bekend maakt, staan de universiteitsbestuurders zich te verdringen in de kranten en op de televisie om te betogen hoe geweldig de wetenschap van hun universiteit is, Utrecht voorop. En opeens, in de Volkskrant van 7 november lijkt de dekaan van het Utrecht Medisch Centrum, Frank Miedema, diezelfde cijfers heel anders te interpreteren.
Op de 2013 Shanghai (ARWU) rangorde van beste wetenschappelijk prestaties in de medische wetenschap staat Utrecht ergens tussen de honderste en honderdvijftigste plaats, een stuk lager dan bijvoorbeeld de Universiteit van Leiden (35ste plaats) of de Universiteit van Amsterdam ( 43ste plaats). Volgens Frank Miedema moet het roer om, de prestaties zijn te slecht.
Frank Miedema luidt de noodklok over de slechte invloed van de publicatiedruk die op de schouders van de onderzoekers rust. De wetenschap wordt daar blijkbaar slechter van. Onderzoekers worden steeds meer beoordeeld op de hoeveelheid artikelen in goede of minder goede, -lees strenge-, vakbladen. Wetenschappelijke publicaties zijn in zekere zin voorboden van kennis, die zijn waarde in de praktijk nog niet bewezen heeft, en zijn een middel geworden om tussentijds een wetenschapper op waarde te schatten. Het duurt immers vaak een generatie om vast te stellen of bepaalde kennis iets waard is en zolang willen bestuurders niet wachten om talentvolle onderzoekers een hoogleraarschap aan te bieden.
Het accepteren van onderzoekers,die het vakgebied onvoldoende beheersen, binnen hun gelederen of het toekennen van de graad van doctor aan ondermaatse studenten, is de verantwoordelijkheid van de kenniscentra en daarmee van Frank Miedema zelf. Niets houdt hem ervan af studenten strenger te selecteren, de eisen voor promotie-onderzoek te verhogen of de professorstitel te reserveren voor slechts de allerbesten. Het klagen over perverse prikkels in de wetenschap, als ware het het bankwezen, kan dan ook niet anders worden opgevat als een publieke uiting van zelfkritiek.
Maar dit alles gaat voorbij aan de gerechtvaardigde vraag wat wetenschappelijke kennis nu precies oplevert. De maatschappelijke of economische waarde van kennis is moeilijk te meten. Voor mij leidt wetenschap tot kennis, die het mogelijk maakt, het tot dan toe onmogelijke, voor elkaar te krijgen. De ultieme wetenschappelijk waarde ligt in de kennis die er voor zorgt dat een straalvliegtuig opstijgt en landt, ik op straat een telefoongesprek kan voeren, op internet een weetje kan opzoeken en mijn maagzweer kan genezen met een antibioticakuurtje. Wetenschap is niet de verzameling van artikelen die wekelijks in prestigieuze bladen als Nature en Science verschijnt. Dat zijn slechts verhalen van de wetenschappers zelf over hun waarnemingen en wetenswaardigheden.
Het is vandaag de dag even moeilijk, in tegenstelling tot wat Frank Miedema beweert, voor de wetenschappelijke non-fictie schrijver om zijn of haar verhaal geaccepteerd te krijgen door de redacteuren van de topbladen, als het was voor J.D. Salinger om zijn verhalen gepubliceerd te krijgen in de New Yorker . Er is echter een fundamenteel onderscheid: voor de schrijver van fictie of journalistieke non-fictie is de publicatie het eindproduct en dat is wat we beoordelen als goed of slecht, als mooi of lelijk. Voor de wetenschapper is de publicatie de verantwoording van bevindingen, die zonder publicatie net zo goed waar of onwaar kunnen zijn als met publicatie. Het is meer een gedetailleerd persbericht.
De vraag over de waarde van de wetenschap zoals die wekelijks wordt gepubliceerd in de vakbladen, is het onderwerp geweest van twee veelzeggende studies over de medische wetenschap, een van het biotechnologie bedrijf Amgen gepubliceerd in 2012 in Nature en een van de Boston Consulting Group gepubliceerd in 2013 in Nature Reviews. De Amgen groep probeerde, – op zoek naar mogelijkheden om kanker te bestrijden-, 53 gepubliceerde onderzoeken te herhalen en de resultaten te bevestigen en slaagde daar maar in zes gevallen in. Je mag ( of zelfs moet) aannemen dat 47 studies blijkbaar geen praktische waarde vertegenwoordigen. Verrassend is, dat 21 studies in topbladen zoals Nature en Science verschenen en niet vaker herhaalbaar bleken dan studies gepubliceerd in bladen met minder aanzien. Ook bleken studies die herhaalbaar bleken, niet vaker door andere onderzoekers als belangrijk of waar werden geciteerd dan studies die niet herhaalbaar waren. Dit betekent dat herhaalbaar onderzoek door wetenschappers uit hetzelfde vakgebied niet makkelijk van onherhaalbaar onderzoek te onderscheiden is.
Nog veelzeggender en van nog groter praktisch belang is de studie van de Boston Consulting Group (BCG). BCG nam 842 potentiele geneesmiddelen onder de loep, ontdekt en ontwikkeld door 419 bedrijven. Twee honderd vijf geneesmiddelen haalden de eindstreep, waarbij werd aangetoond dat ze werkzaam waren tegen bepaalde ziekten en dat ze geen onrustbarende bijwerkingen hadden. Kleine biotech bedrijven bleken niet meer kans te hebben om een werkzaam geneesmiddel te ontdekken dan grote farmabedrijven. Het uiteindelijke falen van 637 potentiele geneesmiddelen, was in tweederde van de gevallen uit eerder onderzoek te voorspellen geweest, hetgeen iets zegt over de neiging van bedrijven de ontwikkeling van een geneesmiddel door te zetten tegen beter weten in.
Uit deze studie bleek tevens dat het belangrijkste kriterium of een geneesmiddel iets is of geen waarde heeft, de kritische houding van de onderzoekers is en hun vermogen met een project op te houden. Zeer geruststellend was dat de wetenschappelijke kwaliteit van de onderzoekers, gemeten naar het aantal toppublicaties, het aantal citaties en het aantal patenten de kans aanzienlijk verhoogden om een geneesmiddel van waarde te ontdekken. Er is dus nog hoop voor de wetenschap, als het maar geen religie wordt waarbij het aantal publicaties in topbladen het gospel is. De waarde van een wetenschappelijke bevinding zal zich uiteindelijk altijd in de praktijk moeten bewijzen. Dan is wetenschap pas een knip voor de neus waard.