Een verhaal gehouden ter gelegenheid van de cyclus ” De keuze van Alain” van de Amsterdamse School van het Leven op Zaterdag 4 Februari 2017 in het DeLaMar Theater
De dag was georganiseerd rond het uitkomen van het boek ” Grote Denkers” dat als canon dienst moet doen voor de School of Life. En zoals de School op geleide van het werk van Alain de Botton, die de oprichter van de school is, zegt: ” Onze missie met dit boek is simpel: dat je terugdenkt aan een van de gepresenteerde inzichten wanneer je oog in oog staat met lastige dilemma’s of de vreugde en het verdriet van het dagelijks leven.” Ik besloot het aanvaarden van je sterfelijkheid als uitgangspunt te nemen om een leven te kunnen leiden waarbij je achteraf niet het gevoel hebt dat je niet gedaan hebt wat je had willen doen. Maar tevreden bent met wat je gedaan hebt.
Het boek bevat alle groten der aarde: filosofen als Spinoza en Schopenhauer, politicologen als Machiavelli en Adam Smith, sociologen als de Tocqueville en Adorno, psychotherapeuten als Sigmund en Anna Freud, kunstenaars als Johannes Vermeer en Cy Twombly en schrijvers als Jane Austen en Virginia Woolf. De vraag is natuurlijk of deze grote denkers de gedachten onder woorden hebben gebracht die het meest bij deze tijd passen? Schitterend verwoordde Annie MG Schmidt dit vraagstuk in haar gedicht uit 1953 ” De wijsgeren”:
In de hemel, op de rand
van hun troontje zitten Locke,
Hume en Seneca te mokken
Naast Spinoza, Mill en Kant.
Samen hebben zij- met Bacon-
een brochuretje geschreven
hoe het zit met dood en leven.
Want dat is hun nu gebleken.
En dit boek, (ontzettend sneu)
wilden zij in ‘t najaar even
bij Van Oorschot uit gaan geven,
maar het mag weer niet van Dieu.
‘t Mag daarginds in alle kranten,
als ‘ De Vrije Hemelbode’,
maar wie heeft het daar van node?
Ieder weet daar al van wanten!
Daarom zitten zij te mokken,
Hume en Locke
en Descartes.
Ook voor ons is het wel hard.
Kan de filosofie als levensbeschouwing en als academische denkwijze of zoektocht naar wijsheid nog wat bijdragen als feiten niet meer tellen en zoals de filosoof Harry Frankfurt het in zijn toepasselijke boekje ‘On Bullshit’ beschrijft om de waarheid heen wordt gedacht en zelfs de leugenaar de waarheid niet meer bewust probeert te verdraaien omdat hij die eenvoudigweg niet kent. Waar moet dat denken dan over gaan? Is nepnieuws het einde van de filosofie of is dat een vorm van filosofie die de wetenschap niet aanvult maar bedreigt? We leven in een tijdperk waarin het nepnieuws geloofd wordt dat vaccinatie autisme veroorzaakt omdat een al lang ontmaskerde fraudeur dat ooit beweerde en de algoritmes van Facebook en Google er zorg voordragen dat ouders dat nepnieuws keer op keer opgedrongen krijgen.
We zijn in een tijdperk aangekomen waarbij de verwachtingen van het leven hooggespannen zijn. Door sociale media wordt iedereen een mooi en prachtig leven voorgespiegeld, waarbij iedereen in zijn eigen cocon gelukkig wordt gemaakt door permanente zelfbevestiging. Van de middeleeuwen tot midden 19de eeuw was de levensverwachting niet hoger dan 40 en moest je blij zijn als je nog leefde op je twintigste. En vanaf dat moment is de levensverwachting in ander halve eeuw verdubbeld. En dat vooral door de kindersterfte vrijwel uit te bannen. Oorlogen, pandemieën en bloedige conflicten raakten deze vooruitgang door schoon water, riolering en vaccinatie niet in het minst.
Sinds Facebook zijn intree deed zijn de verwachtingen hoog gespannen, iedereen beroemd en een beetje onsterfelijk. Maar zullen we alsmaar ouder worden? Totdat de dood is uitgebannen? En hoe vermijden we de overspannen verwachtingen die alleen maar tot somberheid en depressie kunnen leiden? Maar tot op de dag vandaag is iedere pasgeborene vroeg of laat gestorven : alles wat leeft gaat dood behalve de onsterfelijk worm en de onsterfelijke kwal. Onsterfelijkheid gaat gepaard met een beeld van jong en eeuwig succes, niet met laag bij de grondse wezens als kwallen en wormen. Waarom denken we dan toch in navolging van Harry Mulisch dat het nog maar bewezen moet worden of U of ik ook sterven. De nieuwste gegevens wijzen erop dat we 115 kunnen worden, maar niet ouder. De meesten van ons halen dat niet, maar sterven voor zijn of haar 85ste vinden we toch wat jong.
Dan is een leven met de vergankelijkheid voor ogen, alhoewel niet te vaak en niet voortdurend, misschien wel de beste manier om deze tijd goed door te komen . Bewustzijn van onze sterfelijkheid kan ons redden, maar daarvoor moeten we terug naar de 17de eeuw en de schilders van zogeheten vanitas-stillevens van die tijd. En een schilderij van Maria van Oosterwijck die leefde van 1630-1693 is daarbij de inspiratiebron. Er ging veel denkwerk in een vanitas schilderij. Zij beschouwde het kunstenaarschap als een vervulling van het leven en drie schilderijen van verschillende schilders getuigen daarvan. En alle drie zijn behoorlijk oud geworden.
Maria van Oosterwyck schilderde in 1668 op 38 jarige leeftijd een filosofisch meesterwerk ,dat in hetzelfde jaar toen de verf nog nat was door de 28 jarige habsburger Leopold I , die toen 10 jaar Keizer was van het Heilige Roomse Rijk werd gekocht. Het schilderij is een zelfportret al zou je dat niet zeggen. Ze zit, als wij allen , opgesloten in een fles die het leven heet ,omringt door een aangeknaagde maiskolf en een korenaar en de verwelking van en bos bloemen,, elk van een andere soort met uit zich op de dood gesymboliseerd door een schedel. Verstrijking van de tijd laat ze zien met een zandloper en door de enige kunstvorm die niet zonder tijd kan: muziek, aangegeven door bladmuziek en een fluit.
Maria’s tekent dag in dag uit haar leven op in een boek dat ‘Rhekening ‘ heet. Een afrekening die op het schilderij met een geldbuidel en muntstukken wordt afgehandeld. Er is al veel in opgetekend, net nog lijkt het. De inkt op haar ganzenveer is nog nat. Maria is al 38 en zal er tot haar dood in schrijven. Dat het een dagboek voor het leven is wordt duidelijk uit de magische ondertitel van het dagboek:
Wij leven om te sterven en wij sterven om te leven.
Ik interpreteer het eerste als: Wees bewust van je sterfelijkheid en alleen dan wordt je leven wat, maar het tweede deel? Een verwijzing naar het hiernamaals? Ik prefereer een voortleven in herinnering.
Alsof de waarschuwing op het boek van de rekening nog niet genoeg was, benadrukt Maria de vergankelijkheid van het leven nog eens door een citaat uit het boek Job, dat de vraag oproept of lijden bij het leven hoort zoals de dood. De aanhef uit Job:14 staat aangegeven: De Mensche van een vrouw geboren, is kort van dage en sadt van Onrust… Hij komt voort uit een bloem/en wordt afgesneden, als verwijzing naar de snijbloemen op het schilderij. Tenslotte wil Maria ons meegegeven dat we een goed leven moeten leiden met begrip voor onze medemens, gesymboliseerd door de klikspaan of leprozenklepper en vooral een leven waar de goedheid van geest wordt verkozen boven de vleselijke lust. Maria is nooit getrouwd geweest en heeft de schilder Willem van Aelst afgewezen vanwege zijn liederlijk bestaan. De verleidingen van het leven leiden tot ‘selfstryt’ , een verwijzing naar de dichtbundel uit 1620 van Jacob Cats, die de innerlijke strijd in ons gemoed beschrijft: we kunnen leven als een engel of als een beest.
Het gaat erom dat we geen leeg leven leiden en dat geldt ook nu. Julian Barnes verwoordde dit in de titel van zijn boek uit 2008 : ‘ Nothing to be Frightened Of, waarbij we niet zo zeer, nergens bang voor moeten zijn, maar juist heel bang voor het niets en de leegte die daarmee gepaard gaat. Het schilderij van Gysbrechts uit 1670 dat hij op 40 jarige leeftijd in Kopenhagen als hofschilder had gemaakt, toont dit schitterend door ons de achterkant van een ingelijst schilderij te tonen, dat wel een voorkant lijkt te hebben gezien het verzamelaarsmerkje. Maar wat staat er dan op de achterkant? niets of iets? En wat dan?
De kern voor een vruchtbaar leven is om uiteindelijk gedaan te hebben wat je wou doen en niets gelaten hebben wat je zou hebben moeten doen.
Daar gaat het Vanitas Stilleven van David Bailly over met het zelfportret van de schilder als jonge man uit 1651, dat hij op 76 jarige leeftijd schilderde. Wat zien wij? Een jonge schilder die ons aankijkt, althans dat lijkt zo. Maar de jonge schilder op het schilderij kijkt nadenkend bijna vragend de echte oude schilder aan. De oude schilder heeft zichzelf als jonge man geschilderd vooruitkijkend op zijn leven getuige het schilderij dat de jonge schilder heeft gemaakt dat de echte schilder op 76 jarige leeftijd voorstelt. Het schilderij zegt twee dingen tegelijk een boodschap voor ons jongeren en een boodschap aan zichzelf. De boodschap aan ons is opnieuw: vermijdt ijdelheid en hoogmoed, het leven is maar kort zo moge uit de dovende kaars en de zandloper blijken. Voor je het weet is het afgelopen. Er zweven zeepbellen door de ruimte van de kamer waar de schilder in zit. In een zeepbel zit alleen maar lucht en als je de zeepbel te hard opblaast spat die uit elkaar, wat opdoen duur altijd met een zeepbel gebeurd: de lucht loopt eruit. Erasmus zei daarover: “Niets is breekbaarder, vluchtiger of lediger dan het menselijk leven, dat daarom lijkt op een luchtbel in het water, die even snel opkomst als verdwijnt.”
Wees blij met het leven en leef het alsof het je laatste dag is en op een dag krijg je gelijk, zoals Woody Allen zei in Cafe Society, zijn meest recente film. En laat je niet misleiden door de cocon van zelfgenoegzaamheid en vermeend gelijk dat je wordt voorgeschoteld door FaceBook, Twitter en Google.