Op 3 November 2011 werd in een afgeladen Concertgebouw in Amsterdam voor de 18de keer de Anatomische Les van het Academisch Medisch Centrum gehouden. In deze ‘ moderne’ anatomische les wordt geen lijk versneden zoals in de zeventiende eeuw in het Theatrum Anatomicum, maar een onderwerp aangesneden op het snijvlak van geneeskunde en maatschappij. Dit keer was de steeds ouder wordende mens het thema. In zeventiende eeuw werd een Amsterdammer gemiddeld niet ouder dan een jaar of 35/40. Nu in de 21ste eeuw is dat meer dan het dubbele.
Hans de Jager, de schrijver van Verleden in Verf, de Nederlandse geschiedenis in veertig schilderijen, leidde het programma in met een bespreking van het schilderij dat bij hem de fascinatie voor schilderkunst had opgewekt. Pieter Breughel’ s weergave van het verhaal van de hoogmoed van Icarus uit de Metamorfosen van Ovidius. Dit schilderij, dat hangt in het Museum voor Schone Kunsten in Brussel, toont aan de ene kant de onverschilligheid van de gewone man , de boer, de visser, de herder, voor het lot van Icarus,- ze merken zijn val uit de hemel schijnbaar niet op-, en aan de andere kant raakt de hoogmoed van Icarus hen ook niet. Het schilderij toont het moment dat Icarus in zee stort, het moment dat het lot van Icarus beslecht is.
Het verhaal van Icarus is de parabel van de mens, die in zijn dwaasheid probeert uit te stijgen boven zijn rechtmatige plaats onder de zon. En dat is veel lager dan de hoogte waarop Icarus wilde vliegen. Icarus moet zijn hoogvliegerij met de dood bekopen. Hij sterft op jonge leeftijd, een ontijdige dood. Het mooiste heeft de dichter Jan Kal in 1971 dit schilderij beschreven in sonnet 229. Hij gaat ook in op het lijk in de bosjes, dat pas in 1934 door De Tolnay vier honderd jaar nadat Breughels dit lijk had geschilderd, werd opgemerkt. Het is alsof Breughel wil zeggen: de boer of de herder mag dan doof en blind zijn voor de prijs die Icarus moet betalen voor zijn hoogmoed, U kijker, ziet ook de dode niet liggen. Het schilderij is op te vatten als een vanitas schilderij, dat wijst op de ijdelheid van het bestaan en de eindigheid van het leven. En vooral dat matigheid en bescheidenheid ons past.
Sonnet 229 van Jan Kal ; Amsterdam, 20 oktober 1971
” Dit landschap wordt ontvouwd voor onze ogen:
een schip vaart weg. Geen man is overboord.
De plons van Icarus wordt niet gehoord.
En Daedalus is uit de lijst gevlogen.
De boer is op z’n zondags en ploegt voort.
De visser zit naar voren toe gebogen.
De herder heeft zijn schaapjes op het droge.
Zijn hond zit vast aan een tweedubbel koord.
Merkwaardig dat de ondergaande zon
de was tussen de veren smelten kon
En de patrijs niet klapwiekt met zijn vleugels.
Er ligt een lijk onder het struikgewas.
Vier eeuwen na zijn dood zag men het pas,
Als in Blow-up, maar op zijn Boeren- Breughels.
Een schilderij van een anatomische les van de groten uit de 17de eeuw zoals de dokters Tulp, Deyman en Ruysch, moet volgens een recent opgang doende theorie niet als weerspiegeling van de werkelijkheid worden gezien maar als een allegorie van de vergankelijkheid van het leven. Als kernthema van het ontledingsschilderij geldt het adagium ‘ Ken Uzelve’ met als beeldtaal het ontrafelen van de geheimen van het ontzielde lichaam. Net als het stilleven met een zandloper, een schedel, een luchtbel of verwelkende bloemen.
Tegenwoordig wordt de dood wel aanvaard, zolang die maar niet vroegtijdig plaatsvindt of zich vroegtijdig aankondigt. We weten dat we sterfelijk zijn, maar zien om ons heen dat iedereen veel ouder wordt en langer leeft. Maar wat niemand wil, is door langer te leven langer te lijden. De vraag, die Dame Linda Partridge zich stelt is, of we het leven kunnen verlengen en veroudering kunnen vertragen of zelfs voorkomen. Zij is de wetenschapper, die de 18de anatomische les geeft. Zij ontdekte dat honger je langer doet leven of beter dat een calorie-arm dieet veroudering vertraagt. Linda Partridge denkt dat Alzheimer, kanker en hartkwalen allemaal het gevolg zijn van veroudering en dat als je veroudering kunt vertragen dat dan al deze ellende niet optreedt. Misschien kunnen we dan wel in volle gezondheid 150 jaar oud worden.
De ethische en de economische gevolgen van het gezond oud worden zijn enorm. Als we al maar ouder worden en gezond blijven, zeg tot ons tachtigste, waarom zouden we dan niet tot ons tachtigste blijven werken? Immers als we op ons zestigste zouden stoppen met geld verdienen, wie betaalt dan de laatste twintig jaar van ons leven. En bestaat er straks nog wel een wereld met voor iedereen werk, dat genoeg geld oplevert om tot het levenseinde in zijn of haar onderhoud te voorzien? Stel er komt een pil die zorgt dat we in volledige gezondheid oud worden, heel oud, zoals Linda Partridge voorspelt, wat moeten al die oudjes dan de hele dag doen, als er al niet genoeg werk is?
Het mooie is dat we de afgelopen honderd jaar veel gezonder, veel rijker en veel ouder zijn geworden. Maar sterfelijk blijven we en dan zal wel nooit veranderen. De doorbraak zal moeten komen van een remedie voor het oud worden met gebreken. En nog steeds is het gevolg van het oud worden, dat steeds meer mensen Alzheimer zullen krijgen , steeds meer vrouwen ovarium en borstkanker en steeds meer mannen prostaatkanker. En zo oud worden, lijkt me geen goed idee. Dame Linda Partridge schiet hopelijk op met haar onderzoek en vindt binnenkort de weg naar sterven in volle gezondheid.