De kredietwaardigheid van de Nederlandse onderzoeker

In oktober 2011 publiceerde Jonathan Adams van Thomson Reuters een rapport over de kwaliteit van het universitaire wetenschappelijk onderzoek in Engeland. De conclusie op basis van de gegevens van de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling (OECD) en het Web of Knowledge van Thomson Reuters is dat Engeland geweldig onderzoek doet, maar dat daar te weinig mee gedaan wordt. Kortom in Engeland is een schat aan kennis in de hoofden van de onderzoekers en die doen geweldig onderzoek, maar er is weinig ‘kennis van zaken’. Dit zou er aan kunnen liggen dat er onderzoek wordt gedaan op gebieden, waar weinig zaken mee te doen valt of dat het soort onderzoek dat er plaats vindt, zich niet voor bedrijvigheid leent. Jonathan Adams vergeleek Engeland met de USA, Japan, Frankrijk, Duitsland en China, allemaal relatief grote landen. Ik werd door dit rapport nieuwsgierig hoe Nederland ervoor stond en verzamelde dezelfde gegevens voor kleine landen, te weten België, Denemarken, Finland, Zweden en Polen en natuurlijk Nederland in Europa en Singapore en Taiwan in Azië.

Nederland heeft grofweg drie keer zoveel inwoners als Finland, Denemarken of Singapore, twee keer zoveel inwoners als Zwitserland, en anderhalf keer zoveel inwoners als België of Zweden.
Taiwan heeft iets minder dan anderhalf keer zoveel inwoners en Polen twee keer zoveel. Hier moeten we rekening mee houden als we de getallen en cijfers beoordelen. In de laatste twintig jaar is het aandeel van Nederland in de totale onderzoeksuitgaven van alle OECD landen afgenomen van 1.5% in 1991 tot 1.2% in 2008. In de kleine landen van Europe is dit niet gebeurd en het kleine Zweden geeft inmiddels percentagegewijs meer uit dan Nederland. De vraag is natuurlijk of de verminderde uitgaven gevolgen voor de kwaliteit van het onderzoek in ons land heeft gehad. Dit is uiterst moeilijk te beoordelen, maar het lijkt er niet op. Het aantal gepubliceerde artikelen lag twintig jaar geleden op het hoge nivo van Zweden of Zwitserland en dat ligt het nu nog. Het aantal topartikelen met meeste aanhalingen en verwijzingen blijft op dat nivo gehandhaafd en daarmee liggen we voor op België, Denemarken en Finland. En mijlen voor op Polen , Singapore en Taiwan. Dat ziet er dus niet slecht uit.

De volgende vraag is waar zijn we goed in? En komt dat overeen met de beroemde of beruchte topsektoren, die de minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie, Maxime Verhagen heeft aangewezen? De minister legt het accent voor zijn investeringen bij Agrofood, Tuinbouw en uitgangsmaterialen, High Tech, Energie, Logistiek, Creatieve Industrie, Life Sciences, Chemie en Water. Met recht een ratjetoe van onvergelijkbare categorieën en indelingen, die eerder via polderen tot stand lijkt te zijn gekomen op grond van alle behoeften en wensen van de aan de lobby en overleggen deelnemende personen en bedrijven dan op grond van prestaties. Maar ik geef onmiddelijk toe dat het niet simpel is die prestaties in kaart te brengen. Het gaat daarbij namelijk om de vraag hoe goed wij het doen in vergelijking met de landen om ons heen en dat is op dit moment eerder op gevoelens dan op feiten gebaseerd. Zo heb ik het gevoel dat we op het gebied van groene industrie en groene energie veel steken hebben laten vallen in vergelijking met landen als Denemarken en Duitsland en dat de schuld daarvan meer in de schoenen te schuiven is van de vorige kabinetten dan van het huidige. Maar terug naar de harde gegevens van de OECD en Thomson Reuters.

Het heeft het meeste zin in mijn ogen alleen naar de gegevens van nu te kijken , die in 2010 zijn verzameld. Er zijn gegevens beschikbaar over acht wetenschapsterreinen, te weten: Kunst en andere alfawetenschappen, biologie en aanverwante terreinen, medische wetenschap, techniek,Milieuwetenschappen, wiskunde, natuurwetenschappen en de gammawetenschappen met inbegrip van sociale wetenschappen. Als criterium is gekeken naar de gemiddelde invloed van artikelen, wat voor de kunsten en veel alfawetenschappen maar een zeer beperkt beeld geeft. Het beeld is zeer verrassend en boeiend. Nederland en Denemarken staan aan de top van de kunstensektor.
Zwitserland excelleert in biologische wetenschappen, met Nederland en Denemarken als goede tweede. In milieuwetenschappen staat Nederland aan de top samen met Zwitserland en Duitsland en Denemarken als goede tweede. In Natuurkunde is Nederland de absolute top met Zwitserland en Denemarken direct daar achter. Als je van absolute topsektoren mag spreken dan liggen die voor Nederland in de kunstensektor, op het gebied van het milieu en de natuurwetenschappen.

ik ben een aanhanger van de theorie, dat je als ministerie van Economische Zaken met het doel om bedrijvigheid te bevorderen vooral sterke wetenschaps- of kennis-sectoren moet stimuleren en versterken en zwakke sectoren minder aandacht moet geven. Ik kom dan tot een veel kleiner aantal sectoren dat extra aandacht moet krijgen dan het grote aantal dat de minister van Economische Zaken naar voren brengt. En focus lijkt mij hier een deugd, we zijn tenslotte maar een klein land. Ik zou vooral alles wat met kunst, entertainment en zaken als design en gaming te maken heeft, hartstochtelijk ondersteunen en investeren in groen met het accent op voedsel, water en misschien iets minder op alternatieve energiebronnen behalve die met de Bio-industrie samenhangen en wat de natuurkundigen moeten op zetten voor bedrijven, dat weten waarschijnlijk de mensen van het Nat lab van Philips beter dan ik . Ik zou de andere sektoren aan de verschaffers van durfkapitaal overlaten. We hebben het dan alleen over het ministerie van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie. Maar er ligt ook nog een taak voor het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap. Het bevorderen en stimuleren van zuiver wetenschappelijk onderzoek, waarvan niet ( direct) is vast te stellen of het tot iets tastbaars leidt; het is de taak van elk beschaafd land zulk onderzoek te ondersteunen en te bevorderen, want zonder een nieuwe Einstein of Spinoza zijn we slechter af.

Blijft de vraag over, dat als de wetenschap in ons land op een aantal gebieden dan zo extreem goed is en zo goed blijft jaar na jaar, wat ontbreekt er dan dat we aan bedrijvigheid zo achterlopen? Er worden, zo lijkt het wel, veel bedrijfjes gestart, maar er groeien er maar weinig uit tot middengrote bedrijven, die echt op eigen benen kunnen staan of kans hebben in een of andere vorm te blijven bestaan. Komt het doordat een bedrijf juist te makkelijk wordt gestart? Of omdat de kleine ondernemers niet genoeg weten over de weg van groei? Of omdat de wetenschappers zich te veel op kennisvergaring richten en te weinig op uitvinden? Dit laatste lijkt erop blijkens het achterblijven van patentaanvragen, toekennigen van patenten en de hoeveelheid patenten met echte bedrijfswaarde. Vooral dit laatste is van groot belang, niet elke patentaanvraag heeft zin of nut. Ik denk dat de discussie over de kwaliteit van onze wetenschappers gesloten kan worden,- we hebben zeer goede wetenschappers in ons land. Ik denk echter wel dat een masterclass uitvinden en ontdekken veel opleidingen zou verrijken en ook een cursus met de titel: niet elk idee of artikel of patentaanvraag is goed genoeg om een bedrijf mee te starten, hoe knap je ook bent.

Point Lookout, NY
31 Januari 2012

January 2012
Non-fictie