Wetenschap van niks: waardevrij versus waardeloos

Vijf-en-zeventig jaar nadat het bestaan van een deeltje zonder eigenschappen was voorspeld, is aannemelijk gemaakt dat zo’n deeltje van niks ook echt kan bestaan. In de natuur is dit deeltje zonder massa of gewicht en zonder lading nog nooit gevonden. De natuurkundige Leo Kouwenhoven van de Technologie Universiteit van Delft maakte echter in 2011 een opstelling, die aannemelijk maakte dat het zogeheten Majorana deeltje ergens in de buurt was, -overigens zonder dat het deeltje zelf zichtbaar was. De italiaanse natuurkundige Ettore Majorana voorspelde in 1937 het bestaan van dit deeltje van niks. Zelf verdween Ettore Majorana een jaar na zijn ontdekking ook in het niets, en menig natuurkundige voorspelde dat zijn deeltje een zelfde lot beschoren was. Het Majorana deeltje is het nulligste deeltje van de natuurkunde.

Een nul in de wetenschap kan op vele manieren opgevat. Als getal, maar ook als wetenschapper. Als getal is het zeer belangrijk in de wiskunde, al was het maar omdat hoeveel maal nul je ook voorstelt, het eindresultaat blijft altijd nul. Een nul in de wetenschap kan echter met goed onderwijs wel een 1 worden. Daar is wetenschappelijk onderwijs voor nodig of beter : onderwijs in het beoefenen van wetenschap. De beste wetenschapper is geen nul,hoewel menig politicus wetenschappers, goed of slecht, als een groep parasieten op de overheidsfinancieen ziet. De beste wetenschapper steekt met kop en schouders boven zijn collega’s uit en daarmee heeft zijn oordeel een grote waarde op zijn vakgebied. Als de doorsnee wetenschapper op het nivo van de waterspiegel staat en het genormaliseerde Amsterdams peil als uitgangspunt op nul stellen dan staat een echt goede wetenschapper zeker op de Vaalserberg op 322,2 meter boven NAP.

De echt goede wetenschapper staat op eenzame hoogte. Hij draagt bergen kennis met zich mee en beschikt over een heel goed richtingsgevoel. Hij is uit het dal gekomen van de gemiddelde kennis en heeft de bergtop van de kennis die echt de mensheid vooruit brengt, bereikt. De vraag is altijd hoe lang iemand het uithoudt op die bergtop, waar het koud en guur kan zijn. Wat het moment is dat een onderzoeker merkt dat hij over zijn top heen is. Het lijkt erop dat het in de 21ste eeuw langer duurt om de top te bereiken dan in de 20ste eeuw en dat oudere wetenschappers langer in staat zijn het op de top uit te houden. Die ervaren toponderzoeker moet zich dan wel binnen de landsgrenzen bevinden en zijn kennis en gevoel voor richting delen met de jongeren om hen de weg naar de top te wijzen.

Veel Nederlandse toponderzoekers hebben het buitenland opgezocht en vaak daar hun beste werk gedaan. Hier heeft de wereld veel aan omdat dit het meeste uit de individuele onderzoeker haalt, maar Nederland heeft er weinig tot niets aan ; alleen de Nederlandse onderzoeker die deze weg omhoog heeft afgelegd, houdt er fijn werk en wellicht een Amerikaans paspoort aan over. Ik koester de illusie dat dit kan en moet veranderen. maar dan moet er wel in Nederland iets, of beter veel, veranderen. Als er dan geen bergen zijn in het Nederlandse landschap, dan moeten we die maar maken en de omstandigheden zo omvormen , dat de bergen van kennis zich in de zon van de overheid gekoesterd voelen.

In 2006 publiceerde ik het pamflet ” Tegen de Vlakte: Een zoektocht naar kennis van zaken in Nederland ” ( Uitgeverij Augustus , Amsterdam). De diagnose van dit pamflet was:
” Nederland moet verlost van zijn bekrompenheid. De bekrompenheid die vele talenten in deze en in de vorige eeuw uit Nederland heeft weggejaagd of angstvallig buiten de landsgrenzen heeft gehouden. De vlakte moet bestreden…
Het gaat om de vlakte van het landschap van kennis, van wetenschap, van creativiteit. Bergen kennis zijn nodig om voorspoed naar het dal van onwetendheid te brengen.
Nog een vlakte moet op de schop. De vlakte van emotie. Er moet weer passie komen, er moet uitgevonden worden met liefde en met enorm veel energie. ”

De therapie wordt op het einde van de epiloog ” Bergen verzetten in de polder” gegeven:

” Op onze geschiedenis, die van Spinoza, van Huygens, van een reeks van achttien Noberprijswinnaars tussen 1901 en 1999, kan worden gebouwd. Spinoza vond al dat wetenschap en de wetenschappelijke methode de weg waren om de kwaliteit van het leven te verbeteren en de zorgen van de schouders van de mens te nemen. In zijn boek ‘ Het Menselijk Genie: Streven naar het ultieme in kunst en wetenschap door de eeuwen heen ( HetbSpectrum, Utrecht, 2004) voert Charles Murray twee bronnen van energie op: een cultuur van doelgerichtheid, waarin de meest getalenteerden worden geholpen het meeste uit hun talent te halen en een cultuur die niet zo zeer individualiteit, maar zelfstandigheid en onafhankelijkheid omarmt.

We moeten ons in breed opzicht weer aantrekkelijk maken voor de wetenschapper, de kunstenaar, de filosoof- aantrekkelijker dan de Verenigde Staten, India of China.
Nederland moet zo aantrekkelijk worden dat Joe-Hin Tjio, Vroman, Snapper en Kolff er met veel liefde zouden zijn teruggekeerd om hun talenten te ontplooien.”

De vraag vandaag is niet anders dan toen Vroman zijn beroemde adagium optekende: Liever heimwee dan Holland. Een adagium dat voor al de vier bovengenoemde wetenschappers en uitvinders gold. Vandaag geldt het nog steeds: voor wetenschappers als Roel Nusse, Titia de Lange en Hidde Ploegh of voor intellectuelen als Ian Buruma, die allen voor de Verenigde Staten kozen. Wat is er toch met ons klimaat, dat zo huiverig maakt? De permanente koestering van het vlakke en het afgevlakte, de neiging tot uitvlakken?

Er is in Nederland de mythe gekoesterd dat vlakte de oplossing is voor ongelijkheid. En niemand kan toch de ongelijkheid tussen mensen ontkennen. En nu zijn de mensen binnen Nederland behoorlijk gelijk getrokken en wat blijkt: het buitenland rukt op en de buitenlandse wetenschapper trekt zich niets van al die matiging en eerlijkheid aan. Tegen beter weten in is de wetenschapper in China of India of de Verenigde Staten steeds beter aan het worden en wordt daar niets gelijk gemaakt. In dat groeiende buitenland van steeds meer, – en daarmee steeds meer betere -, wetenschappers, geldt het motto, dat Charles Murray zijn boek over het menselijk genie meegaf:

” Uitmuntendheid bestaat, en het is tijd om de schitterende ongelijkheid die enkele medemensen in staat heeft gesteld de levens van anderen te verrijken, te erkennen en te prijzen. ”

En dat is wat we moeten doen en dat is wat we moeten leren. Door de vlakte af te zweren en denkbeeldige bergen te dromen in ons vlakke en koude kikkerland.

“Tegen de Vlakte ” betekent aan de ene kant het gekant zijn tegen het gelijktrekken van alle hogere opleidingen tot een dor vlak landschap, waarin een ieder met matige cijfers van elke middelbare school een hogere opleiding mag volgen en , of daar nu gepresteerd wordt of niet, altijd een diploma krijgt. En dat vlakke landschap leidt slechts tot een gerechtvaardigd wantrouwen tegen de opleidingen en diploma’s van de gemiddelde universiteit of hogeschool.

“Tegen de Vlakte ” betekent aan de andere kant dat de vlakte van het universitaire landschap op de schop moet. En dat dat niet eenvoudig is. Immers het tegen de vlakte gooien van zo’n laag-bij-de-gronds bouwwerk als de huidige Nederlandse universiteiten en hogescholen , is vrij zinloos. Je kan beter opnieuw beginnen en zelf een topuniversiteit van de grond af opbouwen. Een opleidingsinstituut, waar het moeilijk is om op te komen en waar keihard moet worden gewerkt om er met kennis van zaken af te komen.

Het lijkt er op dat bij het waarderen van het wetenschappelijk onderwijs, de waarde van de wetenschapper en zijn wetenschappelijk werk uit het oog is verloren. En als er al oog was voor de kwaliteiten van een professor, dan prevaleerde de onderwijskunde in plaats van de wetenschappelijke bagage. Deze waardering vond plaats onder het mom: ” niets is zo demotiverend voor de student als een mompelende geleerde”. Maar of een bevlogen wetenschapper, ook een goede wetenschapper is, een wetenschapper met kennis van zaken, dat vroegen universiteitsbesturen en dekanen zich minder af. En die inschatting is van het allergrootste belang,waarbij terecht de vraag mag worden gesteld of dat soort waarde te omschrijven en in te schatten is. Om toch een poging te wagen, onderscheid ik wetenschap, die geen enkele waarde heeft ( waardeloze wetenschap); wetenschap, waarvan de waarde moeilijk of nog niet in te schatten is ( waardevrije wetenschap) en wetenschap, die zijn waarde bewezen heeft ( waardevolle wetenschap ).

Van waardeloze wetenschap is achteraf vastgesteld, dat het betreffende onderzoek of de betreffende bevinding niet waar was of zo onbelangrijk, dat er generlei waarde aan kan worden toegekend. Zulk onderzoek is vaak slecht onderzoek, waarvan de methode niet deugde, waarvan de resultaten door slordigheden niet te vertrouwen zijn of dat kortweg op bedrog is gebaseerd.
Waardeloos betekent tegelijk ” slechter kan het niet ” en ” waar geen enkele waarde aan toe te kennen is “.

Waardevrij onderzoek is onderzoek dat vaak zuiver wordt genoemd. En dat zuiver wetenschappelijk onderzoek wordt door de onderzoeksgemeenschap zelf vaak gedefinieerd als ” fundamenteel ” of ” basaal ” . En daar bedoelen die wetenschappers impliciet al het onderzoek mee, dat ten koste van alles beschermd moet worden tegen aanvallen van buitenaf omdat er anders rampen geschieden. Dit betreft een klassieke cirkelredenering: als onderzoek basaal is of fundamenteel, dan is zulk onderzoek onmisbaar om alles in de wereld te begrijpen en het lot van de wereldbevolking ten gunste te beinvloeden. En als iets onmisbaar of onontbeerlijk is, dan moet ten koste van alles vermeden worden dat zulk onderzoek stopt of van gelden verstoken blijft.

Waardevol onderzoek kan alleen dat onderzoek genoemd worden, waarvan achteraf objectief kan worden vastgesteld dat zulk onderzoek op de een of ander manier de mensheid ten goede is gekomen. Dat kan zowel waardevrij als toegepast of technologisch onderzoek zijn. Vaak bestaat het misverstand dat waarde slechts in geld uit te drukken is en dat toegepast onderzoek per definitie waardevol is. Bedrijven zouden volgens deze misleidende redenering vooral toegepast onderzoek doen en zo waarde creĆ«ren en universiteiten vooral basaal onderzoek dat geen waarde ‘ kan’ opleveren.

In de jaren dertig van de 20ste eeuw kreeg waardevrij onderzoek door Albert Einstein het imago van almacht en onaantastbaarheid met een vleem van geheimzinnigheid en onbegrijpelijkheid. Waardevrij onderzoek stond vanaf toen gelijk aan onafhankelijk, eigenzinnig, maar toch zinvol onderzoek. De oorzaak hiervoor lag in de hype rond de relativiteitsleer en de formule E= mc2 , die bijna een goddelijke status kregen. Toch was Einstein ook de uitvinder van een nieuw type ijskast en een gehoorapparaat. De ultieme erkenning van waardevrij of zuiver wetenschappelijk onderzoek was de oprichting in 1930 van het Institute for Advanced Study in Princeton helemaal gewijd aan theoretisch onderzoek zonder dat de geleerden er formeel studenten hadden.
Einstein was van 1933 tot aan zijn dood in 1955 aan dit bolwerk van zuiver wetenschappelijk onderzoek verbonden.

Jonas Salk is voor mij de epigoon van toegepast of praktisch onderzoek, waarvan de waarde onomstotelijk vast staat. Salk ontwikkelde het eerste polio vaccine op basis van gedode virus stammen, waarvan in 1955 werd aangetoond dat het zeer veilig was en bij elk kind polio voorkwam. Als je genoeg mensen met het vaccin van Salk inent, dan kan het polio virus zich niet meer verspreiden en zal polio eindelijk van de aardbodem verdwenen zijn. Het alternatieve vaccin , -ontwikkeld door Albert Sabin en gebaseerd op levende polio virusstammen-, dat zeer lang is gebruikt ,veroorzaakt zelf in sommige gevallen polio en is eigenlijk obsoleet. Als, zoals ik verwacht, binnen tien jaar polio van de aardbol is verdwenen, zal dat posthuum geheel en al aan Salk te danken zijn. In 1960 richtte Jonas Salk het Salk Institute in La Jolla , California op ,onder het toepasselijke moto : “Where Cures begin”.

In Nederland is menig universiteitsbestuurder weg van waardeloze wetenschap; die houdt van wetenschap die de studenten aanspreekt, niet omdat het onderzoek ergens opslaat. De bestuurder wordt namelijk afgerekend op het aantal studenten dat bij zijn instelling staat ingeschreven en vervolgens nog een keer op het aantal studenten, dat een diploma uit zijn handen ontvangt. Of de ingeschrevenen ooit op de universiteit verschijnen, daadwerkelijk ook iets studeren, iets opsteken of beter in iets worden , is voor hen van ondergeschikt belang. Zelfs of er een professor of een net afgestudeerde college geeft ,maakt hem of haar weinig uit. Als de leraar maar gerechtigd is les te geven en daar tellen alleen het CV en de diploma’s . Een professor met een paar publicaties in een Engelstalig tijdschrift is goed genoeg, waar die publicaties over gaan of hoe goed die zijn, zal de bestuurder worst zijn. Wel is het aantrekkelijk als de betreffende professor met enige regelmaat in de media verschijnt. Dat trekt studenten! En elke student is er een, en daarom moet de opleiding nooit voor enig van die studenten te moeilijk zijn. Immers dan haken ze af.

Deze perverse prikkels moeten zo snel mogelijk de wereld uit: weg met waardeloze wetenschap, leve de veeleisende en gepassioneerde professors.
Hoe komen we weg van die waardeloze wetenschap. In” Tegen de Vlakte ” had ik hier een oplossing voor geboden, waarin er maar twee universiteiten in Nederland over blijven. Een hogeschool zonder strenge selectie, die iedereen met voldoende vooropleiding een graad bezorgt. Dit zou de fusie van alle hogescholen in ons land kunnen zijn, waarbij het wetenschappelijk werk van de leraren geen criterium is om voor de klas te mogen staan, maar bijvoorbeeld wel een Doctorsgraad, meer dan alleen een Master. Alle universiteiten zouden dan ook moeten fuseren en hier gaat het om de beste professoren, getoetst op de kwaliteit van hun postdoctoraal wetenschappelijk werk en om de beste studenten, geselecteerd als groep om in een breed scala aan intercollegiale stimuli te voorzien. En op die Nederlandse topuniversiteit moeten studenten klaargestoomd om grote bijdragen aan onze toekomst te leveren.

Maar wat moeten die topstudenten leren? Uitzoeken en uitvinden. Niet wat nu onder de brede noemer “wetenschap” valt en als concept vervuild is geraakt. De topopleiding moet er op gericht zijn het ware talent van de student naar boven te laten komen: het talent van de ware uitzoeker of het talent van de ware uitvinder. De uitzoeker is degene, die zelf op het spoor van iets nieuws kan en wil komen, iets wat nog nooit iemand heeft waargenomen. De uitvinder is iemand die iets nieuws kan verzinnen, iets wat gemaakt kan worden volgens een vast recept en als nieuw ding patenteerbaar is.

Miami, Florida
Maart 2012

April 2012
Blog: posts (NL)